Lunch
Gisteren was het ‘meet & greet’ dag. Guus had de social media wedstrijd gewonnen omdat hij de meeste duimen en hartjes had met zijn ‘What the F*cQ moment’ foto. Voor de gezelligheid had Guus zijn baasje meegenomen; mijn vroegere, een na laatste werkgever.
Hoe groter het vest, hoe slechter de dag. Mijn vest hing deze dag tot bijna op mijn enkels. Op een slechte dag zoals deze lijkt het wel alsof de complete vorm van mijn gezicht anders is. De stand van mijn ogen, mond, huidskleur. Dan staat er daadwerkelijk een ander persoon aan de andere kant van de spiegel. Blijft een vreemde gewaarwording. Met kokende hersens, 40 graden koorts gevoel, benen van lood en een gepoetste bril want ik dacht eerst nog dat het daaraan lag dat ik niet zo goed zag, ging ik op pad.
Eenmaal aangekomen hoor ik iemand zeggen: ‘Zal ik even lekker bij de oortjes kriebelen? Jaaaaaaaa, dat is lekker he?’ ‘Nou Erwin, ik wil hier een column over schrijven maar zo kan ik toch niet beginnen?’, proest ik het uit. In 2012 verliet ik het bedrijf en op deze dag werd de toon voortgezet alsof er geen tijd was verstreken.
Tafeltje zoeken, eten bestellen, drankje erbij, bak water voor Guus en dan snel ruim tien jaar bijkletsen. Zoveel emoties zaten in mijn lijf. De vrouw die ik toen was. En nu werd ik me sterker dan normaal bewust van wat er is overgebleven. En dan ook nog op een van de slechtste dagen die je als Q-koorts patiƫnt kan hebben. Je ziet altijd in de ogen van een ander jezelf gespiegeld. Mensen hebben dan een bepaalde blik.
En toch…ik zou niet naar die tijd terug willen. Het was de tijd dat mijn relatie op zijn eind was, ik geen huis meer had, een paar persoonlijke spullen in de opslag stonden en uiteindelijk raakte ik in dezelfde tijd deze dierbare baan kwijt. ‘Ik had geen enkel vangnet meer’, zei ik ’s avonds tegen lief.
En uiteraard werd deze periode even kort besproken tijdens de lunch. ‘Jullie bedrijf is daadwerkelijk het leukste en fijnste waar ik ooit heb gewerkt maar hoe het eindigde was niet zo netjes. Er was een tijd dat ik zei dat als jullie me terug zouden vragen ik gelijk terug zou komen. Nu niet meer hoor maar toen wel’, vertelde ik. Ik was destijds uitzendkracht en ik hoorde om 9 uur ’s morgens dat ik gelijk kon vertrekken. Het bedrijf was dusdanig in nood dat er per direct keuzes gemaakt moesten worden. Ik was niet de enige overigens. Maar het moment in mijn leven dat dat gebeurde kon niet ongelukkiger zijn dan toen. Het was op vrijdag de 13de. Zoiets vergeet je nooit meer.
Achteraf begrijp ik dingen beter. En was het misschien meer een zegen dan een vloek. Het was fijn om dat eens uit te spreken. Zonder wroeging of andere emoties. Niks uit het verleden is te veranderen en om daar nou eeuwig tijd en energie in te blijven steken maakt een mens diep ongelukkig. Ik vertelde ook dat ik eigenlijk altijd een hekel aan mijn werk had. Dus ja, wat was er dan precies erg? De emoties die ik had tijdens de lunch hadden meer te maken met het nu dan met toen.
En zo kletsten we bij over het nu. Over mijn eerste boek en het tweede boek ‘Zenuwpijn.‘ wat in de maak is en gingen we halverwege de middag ieder ons eigen pad weer op en viel me in: Zonder de ’toen’ was ik niet waar ik nu ben, was ik nooit gaan doen waar mijn passie ligt en ondanks dat ik me vandaag zo zieQ voel ben ik wel gelukkig.