Een dag uit het leven
Ik moet boodschappen doen. Wat ga ik eten? Opent koelkast.
*brainfog*
Ik kijk in de supermarkt wel, ik weet het nu niet. Zal ik eerst even langs de tandarts rijden en vragen of de afspraak van donderdag verzet kan worden naar volgend jaar? Dat spaart weer geld uit deze maand.
*checkt banksaldo*
Ja, ik rij daar eerst langs. Stapt in auto. Pfff, de tank is alweer een kwart leeg. Ik zie wel hoe ver ik het red deze maand. ‘Ik ben een struisvogel’, zeg ik hardop.
*verzet afspraak bij tandarts met liefste gezicht*
Rent door regen omdat er geen parkeerplek dichtbij is en stapt in auto. Auw. Rennen is geen goed idee voor lijf.
Rijdt naar supermarkt. Weg afgesloten wegens aanleg glasvezel. Dan maar verder weg parkeren want ik moet gezond eten. Loopt rustig door regen en beseft dat krullend haar en regen geen goede combinatie is.
Wat moet ik hebben? Waarom zag ik thuis niet wat ik nodig had?
*paniek in brainfog hoofd*
Pakt piepers en een zakje witte kool, vlees. Melk. Bliep bliep. WAT? Hoe lang houden we dit met zijn allen nog vol. Wat een prijzen. Bliep, koekjes, bliep, broodbeleg, bliep, dropjes. Als we dan toch naar de gallemiezen gaan dan maar met dropjes en een dikke koek met chocola.
*weet bij bliepafrekenkassa even niet meer hoe het werkt*
Pakt boodschappen in. Loopt naar de verkeerde parkeerplaats. Keert om en ziet verregent hoofd in winkelruit. Zet gezicht op sjagerijnig. Loopt naar goede parkeerplaats.
*auto beslagen*
Komt thuis en zet boodschappen weg. Rammelt laptop op en wil geredigeerd document van boek 2 gaan nalopen.
*wasmachine piept en is klaar*
Boek moet even wachten en hangt was op. Het is al bijna 13:00 uur. Even wat eten.
*Lepels op*
Zet laptop uit en gaat liggen.